U bent hier:
Bemiddeling > principes
 
 
 
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Principes van toepassing op bemiddeling

•  Vrijwilligheid

Eén van de basisprincipes van bemiddeling is dat je bereid bent samen aan tafel te gaan zitten. Dit wil niet zeggen dat je per sé toegevingen moet doen.

Wanneer één van de partijen niet meer wil bemiddelen, kan ze daartoe niet verplicht worden. Wanneer men een einde maakt aan een bemiddeling mag dit géén nadelig gevolg meebrengen voor de partij die de bemiddeling beëindigd heeft.

Art. 1729 . Gerechtelijk wetboek: Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken.

•  Vertrouwelijkheid – geheimhouding van de bemiddeling

- De bemiddelaar is wettelijk gehouden tot een geheimhoudingsplicht.
- Alles wat gezegd wordt of geschreven wordt tijdens een bemiddeling is vertrouwelijk.
- Hetgeen in een bemiddeling als document wordt gebruikt is niet toelaatbaar als bewijs.
- De bemiddelaar kan NIET getuigen over wat er in een bemiddeling wordt gezegd of geschreven.


Art. 1728 . De documenten die worden opgemaakt en de mededelingen die worden gedaan in de loop en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in een gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor het oplossen van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis. De geheimhoudingsplicht kan slechts worden opgeheven met instemming van de partijen om onder meer de rechter in staat te stellen de bemiddelingsakkoorden te homologeren.
  Bij schending van die geheimhoudingsplicht door een van de partijen doet de rechter of de arbiter uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding. Vertrouwelijke documenten die toch zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de geheimhoudingsplicht, worden ambtshalve buiten de debatten gehouden.
Onverminderd de verplichtingen die hem bij wet worden opgelegd, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke of administratieve procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij in de loop van zijn bemiddeling kennis heeft genomen. Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar.
  § 2. In het raam en ten behoeve van zijn opdracht kan de bemiddelaar, met instemming van de partijen, de derden horen die daarmee instemmen of, wanneer de complexiteit van de zaak zulks vereist, een beroep doen op een deskundige inzake het behandelde vakgebied. Zij zijn gehouden tot de geheimhoudingsplicht bedoeld in § 1, eerste lid. Paragraaf 1, derde lid, is van toepassing op de deskundige.



Ook de partijen zelf kunnen de documenten waarvan zij voor het eerst kennis namen in het kader van een bemiddeling niet gebruiken in een procedure.

•  Onpartijdigheid van de bemiddelaar

- Een erkende bemiddelaar moet waarborgen verlenen inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid.
- Wanneer een advocaat optreedt als advocaat voor één van de partijen, mag hij niet tegelijkertijd optreden als bemiddelaar. Dit zou zijn onafhankeljkheid in het gedrang brengen en het vertrouwen van zijn cliënten schenden.
- Wanneer een bemiddelaar een persoonlijk belang heeft bij de oplossing van het geschil zal hij evenmin optreden.
- De bemiddelaar zal voor alle partijen even goed proberen werken.
- De bemiddelaar zal géén partij kiezen.
- De bemiddelaar zal géén persoonlijke al dan niet intieme relatie aangaan met partijen die bij hem in bemiddeling zijn.

Art. 1726 Gerechtelijk Wetboek
§ 1. Door de in artikel 1727 bedoelde commissie kunnen worden erkend de bemiddelaars die minstens voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° op grond van een in het heden of in het verleden uitgeoefende activiteit doen blijken van een bekwaamheid die door de aard van het geschil wordt vereist;
  2° naargelang van het geval, doen blijken van de voor de bemiddelingspraktijk passende vorming of ervaring;
  3° de met het oog op de uitoefening van de bemiddeling noodzakelijke waarborgen bieden inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid;
  4° niet het voorwerp zijn geweest van een in het strafregister opgenomen veroordeling die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar;
  5° geen tuchtsanctie of administratieve sanctie hebben opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar noch het voorwerp zijn geweest van een intrekking van een erkenning.
  § 2. De erkende bemiddelaars volgen een permanente vorming waarvan het programma erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie.
  § 3. Dit artikel is eveneens van toepassing ingeval een beroep wordt gedaan op een college van bemiddelaars.